Joost van Iersel (EDNL) in Nestor - Verkiezingsprogramma’s in Europees perspectief
Positieve aandacht voor Europa
In geen enkele lidstaat is Europa een centraal verkiezingsthema. En bepaald ook niet dit jaar. Al een jaar lang teistert Covid19 onze wereld. Het draait steeds meer om politiek leiderschap en organisatie. Vooral aan dat laatste schortte het bij ons regelmatig zoals bij covid19 (mondkapjes, handhaving en vaccinatie) en de toeslagenaffaires. Elders is het evenmin botertje bij de boom. Ieder land heeft zijn eigen pijnlijke missers. Gemis aan effectieve regie bij de toeslagenkwesties maakt dat we hier nu zelfs met een demissionair kabinet zitten. Verkiezingsprogramma’s staan verder van de actuele praktijk en de waan van de dag. De wereld dendert door, de toekomst is onvoorspelbaar. Programma’s pogen houvast te bieden. In ieder geval is Nexit van de baan. De meeste partijen leggen sterke nadruk op Europa, zij het met wisselende accenten. Partijen op de flanken zijn tegen.
Pleidooien voor een sterk en handelend Europa
Jarenlang was scepticisme troef. Nu komt de vervlechting Europa <-> nationaal steeds duidelijker in beeld. Europa speelt zichtbaar door veel beleidsthema’s heen, ook al heeft de Kamer daar regelmatig moeite mee. Vandaar het belang van partijvisies, als basis voor een regeerakkoord en als houvast voor de Kamerfracties. De TK slaagt er immers maar niet in coherente opvattingen te ontwikkelen, ook niet over de EU. De focus is te veel op details en Kamercommissies - BZ, Financiën, EZ, Landbouw, Justitie, Sociale zaken, V&W - hebben ieder hun eigen EU-agenda. Snel wisselende samenstelling van fracties helpt evenmin. Het is weinig bekend, dat ambassades intensief Kamerdebatten volgen. De voorbereiding van Raden in Brussel is in Nederland heel transparant, moties worden direct vertaald voor de hoofdsteden en worden ons land nagedragen. Men weet elders heel goed, dat Nederlandse ministers zich in Brussel vaak direct laten leiden door uitspraken van de Kamer. Dat maakt het ontbreken van een totaalplaatje bij fracties alleen maar onbevredigender.
De reactie op de pandemie was zeer onorthodox. Zonder vorm van proces zijn heilige huisjes omvergekegeld. Met de zegening van Brussel zijn economische en financiële principes opgeofferd. Overal zijn naast opschorting van de regels voor staatssteun de sluizen van de staatsfinanciën opengezet – de diepe geldzakken van Hoekstra! -, onder gejuich van economen, die geen enkel been meer zien in een forse verhoging van de staatsschuld. De vraag is, hoe dit de komende jaren verder moet en hoe in de visie van onze partijen Europa daarvoor kaders moet gaan bieden. De inleidingen van een aantal partijprogramma’s zijn overduidelijk: We hebben een sterk en handelend Europa nodig, een flinke verschuiving dus. Dit is ondertussen in lijn met jarenlange Eurobarometers en het SCP, die ongeacht crises doorgaans wezen op een comfortabele meerderheid in de publieke opinie vóór Europese samenwerking. In de politiek en de media wordt pas sinds kort de bocht gemaakt. Maar nu is van vooral door toedoen van de PVV gevoed euroscepticisme bij de VVD en ook bij het CDA om twee voorbeelden te noemen niet veel meer over. Maar een bezweringsformule van een sterk en handelend Europa is niet een concrete agenda met beleidsvoornemens. Hoe ziet het plaatje er uit aan de hand van het programma van de Commissie von der Leyen?
EU-programma richtsnoer, wisselende aanpak van partijen
De huidige Commissie betitelt zichzelf als geopolitieke Commissie. Haar inspiratie is Europa als zelfstandige wereldspeler en, waar nodig, strategische autonomie. Na jarenlange ruzies over financiële hulpprogramma’s en de vluchtelingencrisis is op het hele continent het realiteitsbesef over het belang van de EU in de wereld sterk toegenomen. Dat realiteitsbesef weerspiegelt zich ook in EU-agenda:
Europees verdienvermogen en concurrentiepositie met aan de top klimaatbeheersing en energietransitie. Van gelijk belang is digitalisering en de digital single market. Dit alles in het kader van een Industriepolitiek, inclusief een versterkte handelspolitiek, met het oog op strategische autonomie, onder andere voor vitale eigen Europese producties
Verdieping van de EMU en een Europese kapitaalmarkt
Europees kader voor asiel- en migratiebeleid en voor bestrijding van terrorisme
Europese defensie en Strategic compass
Rechtsstaat en waardengemeenschap, ruggengraad van de Unie, en daarbinnen ook het European Democracy Action Plan en de Toekomst van Europa
Brexit
Partijen kijken in hun programmering verder dan corona. Hun Europese thema’s lopen weinig uiteen met de EU-agenda als richtsnoer. Partijen werken deze vaak tot in detail uit en zij zetten heel veel op de rails. Het onderscheid tussen hen zit vooral in de aanpak, die deels zit in de traditionele links-rechts verdeling, en deels in de mate van Europese gezindheid. De voorgestelde aanpak kan het effect van EU-prioriteiten danig bijstellen, omdat heel wat beleid afhankelijk is van nationale invulling, zoals bijvoorbeeld in geval van klimaat- en industriebeleid.
Enkele centrale thema’s
Klimaat en energietransitie. Nationale zorgen weerspiegelen zich in krachtige pleidooien voor actief EU-beleid. Ondertussen is Nederland in de EU tot dusver maar een magere middenmoter. De klimaatzaak Urgenda heeft de zaak op scherp gezet. Vooral Scandinavië loopt voorop, maar ook landen als Portugal en Letland. De Green Deal wordt over de hele linie gesteund, partijen vergroenen. Zij pleiten voor CO2-heffingen, aanscherping van het ETS-systeem en Europese regelgeving voor onder meer brandstoffen om de doelstellingen te halen. De EU moet vliegen ontmoedigen en het reizen per trein bevorderen. Als kritische factor komt de auto komt vooral bij de PvdA en GL in beeld. Alle partijen komen met reeksen voorstellen. Deze bevestigen, dat Nederland positief gaat insteken op het Europese beleid, dat ook weer een kader vormt voor nadere nationale maatregelen (maatwerk, belastingen). Sommige partijen benadrukken aanpassing van Brussels beleid (Natura 2000) in verband met specifieke geografische omstandigheden. Het boerenverzet (CDA!) en de pijnlijke stikstofaffaire werken door. D’66 komt op voor een Energie Unie met een Europese toezichthouder. De VVD gooit een balletje op over kernenergie. Ook hier zien we een kanteling in Nederland.
Digitalisering. Hier zit Nederland (wereldwijd) in de kopgroep. Partijen wijden hierover minder uit dan over klimaat. Vooral D’66 – en in mindere mate ook het CDA – stelt een aantal concrete doelen met volle kracht naar een sterke, uniforme Europese digitale markt, d.i. in toepassingen, regelgeving en Europese soevereiniteit. Het thema roept minder emoties op, maar de impact is gigantisch, voor de concurrentiepositie, voor werkgelegenheid, voor het klimaat, voor de gezondheidszorg. Het gaat over veel meer dan over consumentenrechten en bescherming van persoonlijke gegevens. Uit de programma’s van partijen blijkt wel degelijk van ruime ambities, die parallel lopen aan die van Brussel. Die leveren een uitstekende uitgangspositie op zowel voor Europese beleidsbepaling als voor de Nederlandse concurrentiepositie. GL, D’66 en PvdA zijn ook voorstander van de invoering van de zwaar omstreden digitaks.
Industriepolitiek. In het publieke debat wordt vaak geroepen om meer invloed van de staat in antwoord op het gewraakte neo-liberalisme. De visies van partijen zijn genuanceerd. Maar industriepolitiek is geen vies woord meer en opent nieuwe kanalen voor verdediging van nationale belangen. Dit vereist volgens VVD, CDA, D’66 en PvdA, intensievere bemoeienis van de overheid met de techsector, - de overheid als marktmeester – en eventuele blokkades tegen ongewenste overnames. Hier grijpen nationale en Europese desiderata in elkaar. De Interne markt wordt als vaststaande pijler van Europa gezien. Dat dekt al heel veel. Europese kampioenen hebben hier geen aanhang en een paar voorstellen tot aanpassing van het mededingingsrecht hebben weinig om het lijf. De vrees voor protectionisme elders zit er klaarblijkelijk nog goed in. Dit is in lijn met de Nederlandse visie op open markten, maar het legt tegelijkertijd ook een rem op wat men nationaal kan doen. Niettemin wordt het pleidooi voor meer eigen Europese producties – en voor relocatie in gevoelige sectoren, zoals in farma en de gezondheidssector -, en ook in de digitale sector (data!) steeds duidelijker. PvdA en GL beklemtonen met name de sociale dimensie. Men acht de EU essentieel voor succesvol beleid in deze sectoren. Net als voor de bepleite intensivering van innovatie en technologie, maar waar komt het geld vandaan, terwijl met name VVD en CDA in tegenstelling tot PvdA, D’66 en GL tegen een ruimere begroting zijn en tegen eigen Europese middelen?
Handelsakkoorden. Het eigen Europese en Nederlandse belang komt ook sterk naar voren bij wat partijen over internationale handel en buitenlandse investeringen in de EU voorstellen. We zijn de naïviteit voorbij. Wederkerigheid in het verkeer tussen de grote handelsblokken – China, VS - is een harde eis. Hier klinkt bij VVD, CDA en D’66 heel duidelijk het Brusselse en Frans-Duitse pleidooi voor strategische autonomie door. Partijen noemen hiervoor een reeks van thema’s: aanscherping staatssteun- en concurrentieregels zowel als een kritische investeringstoets voor investeringen uit derde landen. Interne EU-belangen en -industriepolitiek zijn doorslaggevend.
Over andere centrale onderwerpen zijn partijen minder uitvoerig. Verdieping van de EMU en financiën zijn in Nederland geen populaire politieke thema’s. Het Recovery Fund, topthema in 2020, evenmin. Het vitale belang van de euro komt onvoldoende uit de verf. VVD en CDA willen de voltooiing van de Bankenunie, alleen de VVD bepleit een Kapitaalmarkt Unie. De CU gaat wel diep op de EMU in, maar uiterst negatief. Er blijft massief verzet tegen eurobonds en een transferunie. VVD en CDA blijven bij een plafond van 1% (Europees) BNP voor de begroting. Daartegenover is D’66 expliciet vóór eigen (belasting-)middelen van de Unie, en zo ook de PvdA en GL. Landbouwbelangen (SGP, CDA) krijgen een veel minder prominente plaats dan voorheen. Defensie en veiligheid (cyber, anti-terrorisme) worden beperkt maar wel positief benadrukt. Partijen spreken zich uit tegen een Europees leger (D’66 spreekt wel over een Europese krijgsmacht), maar versterking van politieke, militaire en industriële samenwerking wordt breed gedragen. Maar hoe die vooral politiek vorm moet krijgen, blijft veelal in het vage. Over de rechtsstaat is iedereen duidelijk. Dit hand in hand met de EU als waardengemeenschap, die geborgd moet worden. De EU als waardengemeenschap is overigens ook iets nieuws voor de Nederlandse politiek. Speciale vermelding verdient dat D’66 als enige institutionele versterking van de Unie bepleit, waaronder een kleinere Commissie met een direct gekozen voorzitter, meer bevoegdheden van het EP en Europese kieslijsten, en meer gekwalificeerde meerderheid, bijv. in het buitenlands beleid en bij belastingen. Het ziet ernaar uit, dat de staatssecretaris Europese Zaken in het komend kabinet terugkomt. Brexit tenslotte wordt zeer betreurd. Partijen willen een zo nauw mogelijke band met het VK. Maar het hoe en wat ligt in handen van het VK zelf.
Geëngageerde partner, maar ook evidente hiaten
Er wordt door partijen serieus doorgedacht over de gedeelde belangen van Nederland en de EU. Het wemelt van de voorstellen. In lijn met premier Rutte maakt de VVD een forse draai. Het CDA beantwoordt weer meer aan zijn Europese roeping. D’66 is het meest uitgesproken. PvdA en GL bevestigen hun Europese oriëntaties met nadruk op sociale aspecten. Ook kleinere partijen als SGP, CU en de PvdD geven vanuit hun zeer kritische uitgangspunten blijk van serieus denkwerk. DENK steunt de Unie. Een minderheid van PVV, SP en FvD is tégen de Unie. Het algemene beeld bevestigt Nederland als geëngageerde partner. Hoe betrouwbaar, zal moeten blijken.
Er zijn ook evidente hiaten. Zo rept men nauwelijks van het succesvolle Erasmusprogramma, de belofte voor de jeugd. Zoals gezegd, is de aandacht voor de verdieping van de eurozone te pover. Hoe voorts alle desiderata met een beperkte EU-begroting moeten worden gefinancierd, is een open vraag, en dus onderwerp voor de nodige ruzie. Opmerkelijk is ook dat er wel wordt gesproken over arbeidsmigratie – vooral over hoe we daarvan profijt kunnen trekken – maar vrijwel geen woord over de gordiaanse knoop van het vluchtelingenvraagstuk. En dan de gezondheidszorg: moet de Unie (veel) actievere rol krijgen? Men spreekt zich uit voor meer samenwerking en coördinatie over medicijnen en medische apparatuur, maar het is allemaal tamelijk mager. Hoe gaan we een toekomstige pandemie te lijf?
Er is brede erkenning van de draagwijdte van grensoverschrijdende vraagstukken en Trump, Brexit en China missen hun effect niet. Nederland hervindt zijn plaats in Europa. Visies en desiderata sluiten op vitale beleidsonderdelen aan op wenselijke aanpak in en door de EU. Maar er ligt ook nog heel wat open als voedingsbodem voor dilemma’s en mogelijke conflicten. Wat dan weer leidt tot de slotvraag, wie gaat zich in Den Haag opwerpen voor de strategische invuloefening?
Den Haag,
10 februari 2021
Nestor.Verkiezingen.02.21